Dag 3: Biarritz tot Javier (ES) – 2 juli
Grrrr, nog voor de wekker me kan wakkerkraaien, word ik al gewekt door het lawaai van regen. OK, de weersvoorspellingen hadden dit al aangekondigd, maar er is een wezenlijk verschil tussen de theorie op de weerkaarten en de nuchtere ontgoocheling van de praktijk. Dezelfde kaarten geven echter een stralend zonneke, van zodra we over de Pyreneeën zijn. Ontbijten, inladen en ‘en route’.
Huppakee, we hebben weer chance. Zodra we de deur toetrekken achter ons, stopt het met regenen. Dus wat doet een zinnig mens dan? Dat regenpak netjes terug opbergen natuurlijk…
Enkele dagen voordat we vertrokken kreeg ik nog een tip van een kameraad, die zoals ik, graag een mooie route koppelt aan een verhaal of een legende. En één van de trajecten om van de Atlantische Oceaan de bergen over te steken naar het binnenland van Spanje gaat via de pas van Roncevaux. Awel Bart, dat is een ferm stukje rijweg. Vandaag was het echter een natte bedoening en dat rijdt nu eenmaal niet zo smeuig. Geen druppel regen gezien hoor, maar de wegen lagen er nog nat bij, inclusief grote plassen. Het zal hier vorige nacht nogal een gehoos geweest zijn. Op dit ochtendmoment, lag de hele bergpas nog te wroeteren en te soezelen onder een stille wollen wolkendeken. Nauwelijks zicht dus. Maar nog belangrijker: er was nauwelijks verkeer op de baan. Vertrokken om 09u30 en om 12u30 zijn we gestopt met het tellen van ander verkeer. We zaten op dat moment op ‘vijf auto’s’. Moederziel alleen dus. Even gestopt aan het monumentje op de pas van Roncevaux, de legende van Ronceval (over Roland) verteld aan Meen, een aandenken bij dat monument gelegd, een vreugdedans in de mist en dan begon de afdaling naar de vallei van Aragon.
Spijtig genoeg bleven we nog even onder ons wolkendeken verder kachelen. Hiermee heb ik evenwel een nieuw record kunnen vastleggen: Meer dan 3uur motorrijden, tegen een gangetje flink onder de geldende snelheidsvoorschriften.
In een gehucht van 5 woningen en een paar stallen merkt Meen we een restaurantje. Goei timing. Zij heeft kou en ik honger. Wonder boven wonder spreekt de uitbaatster een aardig mondje Engels en Frans, want mijn kennis van de Spaanse taal beperkt zich tot wat schlagerliedstrofen. Breng ons maar wat van je lokale specialiteiten, met wat geluk eten we het graag. Zelfs m’n dappere reisgenote gooit zich mee in het ongewisse.
Een klein uur later kruipen we het restaurant buiten en de wereld heeft ondertussen een hele metamorfose ondergaan. Weg zijn de wolken en mist. Welkom aan blauwe lucht en volle zon. Dat is verdorie straf.
Het landschap verandert richting dore velden en ranke bomen. Nog één specialleke bezoeken, de ‘Foz de Arbayun’ en dan trekken we richting ons hotel in Javier. Ik had die locatie ooit eens gefluoriseerd op de landkaart, maar wist begod niet meer wat het eigenlijk was. We draaien de lege parking op van de locatie en staan oog in oog met een canyon om het koud zweet van te krijgen en je onderkaak richting knie te laten vallen. Prachtig.
We zijn nog geen 15 minuten weg van dit fenomeen, als de volgende zich onaangekondigd aanbiedt. Een 50-tal aasgieren cirkelen zwevend boven het veld waar we langs moeten rijden. We proberen zo dicht mogelijk te geraken, maar die rakkers zijn duidelijk op hun hoede. Enfin, wij ook hoor, want die charels zijn echt wel groot als je ze van dichtbij bekijkt. Iets wat lijkt op een varken is al voor de helft verorberd. Het is echter duidelijk dat we niet welkom zijn, zeker niet mogen meeëten en dat ze eigenlijk liever hebben dat we opkrassen. Ik vraag nog even een groepsfoto, maar ook hier hebben ze geen oor naar. Nog straffer, als onbeschofte reactie krijg ik het oor van wat eens een varken was naar m'n helm gekieperd. Bende asocialerikken!
Een halfuur later hebben we de grote vallei overgestoken, checken ons in, switchen van kleding en trekken het terras op. 200 kilometerkes vandaag.
Easy.
Morgen gaan we er nog wat minder doen.
Dan gaan we wat offroad for dummies doen.
